Amen

AMEN

Het was de eerste keer dat ze alleen naar de peuterspeelzaal mocht. Al vanaf haar eerste levenskwartaal heb ik haar zonder moeite weggebracht naar haar lieve gastouder. En ook dit gebeuren trad ik goed voorbereid en zonder zenuwen tegemoet. Ze had er veel zin in en ik keek er zelfs naar uit, omdat die paar uur extra vrije handen, zeer noodzakelijk waren voor onder andere een achterstallig huishouden. Even ‘quality time’ met mezelf zou fijn zijn, maar met een pré puberende knul op de bank, die thuis bleef in verband met de staking, had ik daar mijn hoop al gauw niet meer op gevestigd. Bij het aankleden en tanden poetsen repeteert zij vol zelfvertrouwen de procedure: “Ik ga spelen in de speelzaal met de kindjes en jij gaat dan weg om boodschappen te doen. Daarna kom jij mij ophalen.” Yes, ze snapt ‘m. De grote broer geeft ook instructies mee.

Zingend op de fiets banen wij ons een weg door de natte bladeren naar de speelzaal. Alsof ze er al jaren komt trekt ze haar jas uit en ze hangt deze aan de kapstok. Ze verdwijnt in een groep van krioelende kinderkopjes. Ik zeg nog hard lachend tegen de juf dat ik niet steeds voor het raam zal gluren langs de kant van de weg. En terwijl ik op de fiets spring, druk denkend aan mijn ‘to do’ lijst, merk ik dat ik zonder erg de verkeerde afslag neem om via een rondje, toch aan de raamzijde van het gebouw even stil te staan en te gluren of ze zich vermaakt. En inderdaad, ze is fijn aan het spelen met een pop in een keukentje, met een ander kindje. De juf ziet mij. Ik schrik. Betrapt! En voorzichtig seint ze naar de kleine meid dat haar mama nog voor het raam staat om te zwaaien. Terwijl ze me ziet duwt ze de pop in het raam en zwaait uitbundig naar me en weg is ze.

Ik fiets blij weg en zeg tegen mezelf: “nu niet meer omdraaien.” Terwijl de herfstblaadjes om mij heen dwarrelen, dwarrelt er onverwacht ook een traantje uit mijn ooghoek. De glimlach van blijdschap slaat om naar een pruillip. Met waterige ogen loop ik het huis in waar haar knuffeltje me aanstaart. Ik ruik er aan. “Effe serieus, mam.” klinkt de ietwat gedonkerde stem vanaf de bank. “Je mist haar toch niet? Ik vind het wel lekker rustig zo!”, zegt hij terwijl hij zijn armen achter zijn hoofd legt en als een prins op zijn troon ligt. Hij weet niet dat ik een week geleden net zo in huis stond, nadat ik hem had uitgezwaaid voor schoolkamp, waar hij met die gedonkerde stem van is thuisgekomen.

“Koffie, Kaak?”, zeg ik tegen mezelf? “Ja, lekker!”, antwoord ik hardop terug. Iets wat ik vaker doe met mezelf. En tijdens mijn bakkie troost kijk ik naar buiten, naar die dwarrelende blaadjes. Als baby schijn ik daar al rustig van te zijn geworden. Ik bedenk me hoe bevoorrecht en gelukkig ik ben met een hele gezonde dosis loslaten tijdens een gezonde levensfase. Tegelijkertijd denk ik aan de laatste keer dat ik mijn moeder uitzwaaide en haar achterliet op een koud kerkhof. Iets wat ook vaker door mijn hoofd schiet als de blaadjes dwarrelen.

Vanaf mijn zevende jaar ben ik opgegroeid met de wetenschap dat mijn moeder een ‘bubbel in haar buik heeft’. Na de operatie ging ze ieder half jaar voor controle. “Ik ga weer even in de wasmachine, hoor”, zei ze dan lachend tegen mij. Terwijl ik wist dat daarna die slopende uitslagen op ons lagen te wachten. Een tijd van onzekerheid, maar ook euforie als de uitslagen positief waren. “We hebben weer getekend voor een half jaar, Kaak” zei ze dan. En dat vierden we! Met toastjes op zaterdagmiddag, kijkend naar Tineke’s TV show. En we hebben tegenslagen gekend, want de uitslag bleek ook wel eens niet goed te zijn en moest ze ‘onder het mes’, zoals ze dat zelf noemde. Vanaf de uitslaapkamer vroeg ze een telefoon op om met dubbele tong te vertellen dat mama weer wakker was en ze was een virtuoos in het eerder naar huis komen dan eigenlijk mocht. Thuis was geen ziekbed en werd het leven weer hervat. Er klonk muziek in huis, de vleugel speelde, de pianoleerlingen mochten weer komen, er werd gezongen en druk geschreven in de agenda. Moeders ging door. Alsof er niks veranderd was. ‘Over een half jaar zien we wel weer’.

Dit ritme heeft ze zo’n vijftien jaar volgehouden totdat de uitzaaiingen uiteindelijk via een hersenbloeding aan het licht kwamen. Toen werd het een intenser proces van herstel. Niet alleen van de beroerte maar ook van de verwijdering van een nieuwe bubbel, met een nacontrole van de al ontstane uitzaaiingen in de longen. Ieder half jaar samen naar het ziekenhuis en dan te horen krijgen dat er een minimale groei had plaatsgevonden. Daar namen we genoegen mee.

Op de terugreis van het laatste reguliere controle bezoek, reden we door de weilanden. We waren stil, want er was meer groei dan verwacht. Een eend vloog onverwacht op mijn motorkap en de klap was intens. Verstijfd van schrik begon ik te hyperventileren, terwijl ik doorreed vanwege de auto achter ons. Mijn moeder zei niks en begreep mijn reactie. Haar rust zorgde ervoor dat ik verder kon rijden. Doorgaan, hyperventilerend en verstijfd van angst. Een afspiegeling van ons leven, dankzij een dode eend. Bij thuiskomst herpakten we ons. We hadden immers weer getekend voor een half jaar. “Koffie, Kaak?”, zei ze toen we thuiskwamen. “Ja, lekker.” zuchtte ik.

Ze werd zieker en zieker. Had geen lucht meer in haar longen. De nachten waren lang en benauwd. Ze weigerde, ons advies op te volgen om haar afspraak naar voren te halen. Ze adviseerde mij wel om mijn vriend mee te laten komen. Op vrijdagmiddag om 13.00 uur stond de controle in de agenda. Ze liet haar leerling de deur uit, die ze vlak voor haar ziekenhuisbezoek had lesgegeven. Ze maakte, als altijd, een notitie in haar agenda na afloop van de les. Ik hielp haar in haar jas en we liepen direct de deur uit op weg naar het ziekenhuis. De arts wist niet wat hij zag aan achteruitgang en liet haar zelf het bed op spartelen. Toen dat haar niet lukte zei ze: “er gaat hier iets niet goed!”

Een gedwongen opname met bloedtransfusie was geboden. Toen ik thuiskwam om spullen te halen voor het verblijf in het ziekenhuis, zag ik de opengeslagen agenda op de vleugel liggen. EINDE waren de laatst geschreven woorden onder de controle afspraak na haar laatste leerling.

De definitieve komst naar huis werd in werking gezet. Ik had op de benedenverdieping her en der rode rozen neergezet. Naast het verstelbare bed, de postoel, het zuurstofapparaat, de medicijntafel,  de morfinepomp, de rollator en alles wat ziek was in de woonkamer. Ik had haar hoog laag bed in de woonkamer opgemaakt en de lakens met lavendelwasmiddel gewassen en ik had de ambulance broeders gevraagd om heel hard de sirenes aan te zetten om haar thuiskomst te vieren als ze haar zouden brengen. Dat hebben ze, tegen de regels in, gedaan.

En we hebben gevierd! Ik kookte iedere avond lekkere hapjes, wijntje erbij, kaarsjes aan. We schreven bedrijfsplannen uit, om in huis samen een warme stroopwafelkraam te beginnen. De thuiszorg bracht oliebollen toen de kermis op de stoep stond en de Surinaamse nachtverpleegkundige heeft Surinaams voor ons gekookt. En de vele Zweedse kruiswoordraadsels zouden haar hersens scherp houden. Zo zouden we honderd worden!

Drie maanden later viel ze in huis over de slangen, over het opstapje naar de wc, of ze zakte door haar benen heen, wie zal het zeggen. Het alarm om haar nek werd ingedrukt en ik snelde mij, vanuit mijn werk naar huis. De huisarts kwam ook binnen en zei tegen mij dat het nu nog zwaarder zou worden en vroeg zich af of ik haar niet beter naar een hospice kon laten brengen. Ik heb geen moment getwijfeld. Nee dus. Ook sterven doen we samen. Zij helemaal, ik een beetje, maar wel samen. En thuis.

Niet lang daarna moesten we haar achterlaten op dat koude kerkhof. “Nu niet meer omdraaien”, zei ik tegen mezelf toen ik na de begrafenis wegliep, terwijl de herfst zijn intrede deed en de blaadjes om mij heen dwarrelden.

Diezelfde avond heb ik de ziekenkamer weer veranderd in de woonkamer die het altijd was geweest. Weg met het zieke bed, weg met alle verwelkte rode rozen, haar stoel weer voor de kachel. Ik ruimde haar nachtkastje op, ik deed haar ring om. Haar puzzelboekje lag open, het handschrift was kriebelig van de naderende dood. Op de middenstip van de puzzel stond de vraag: ander woord voor ‘het zij zo’. Met heldere letters stond daar AMEN.

8 thoughts on “Amen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *